Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vuur spuwen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(spugen);
🔗 Minachtend spuwde Conan op de grond.
(spugen)
🔗 Beson spuwde een tand op de vloer en trachtte weg te komen.
🔗 De drie reizigers gingen bij het vuur zitten.
(gloed)
glow
; ;
🔗 „Ketterij”, zei Traz Onmale, maar zonder veel vuur.
🔗 Van vuur zijn ze niet bang.
(ambitie; ijver);
(vlam)
(heftigheid; onstuimigheid)
impetus
; ; ;
(gloed; pit; pittigheid; verve)
verve
; ;
🔗 In het vuur van hun gesprek hadden de beide heren niet op de omgeving gelet, en daardoor was het hun ontgaan dat er door het luchtruim een ballon naderde.

DutchEnglish
vuur spuwen spit fire
spuwen expectorate; spit; spew; spew up; vomit
vuur ardency; ardour; bonfire; dry‐rot; eagerness; fervency; fire; flame; glow; heat; ingle; mettle; élan; verve; zeal; spirit; rot; vim