Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word trek hebben in
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
trek hebben in (begeren; zin hebben in; zin hebben; verkiezen; verlangen; verlangen naar; wensen) | ; ; ; be anxious ; be eager ; be keen | |
(eetlust; graagte) | ||
🔗 Ik lijd aan verval van krachten en ik heb geen trek. | ||
(ruk) | ||
groove | ||
(migratie) | ||
🔗 Voor de natuur kan deze trek naar de stad positieve gevolgen hebben. | ||
(tocht) | ||
(gelaatstrek) | ; trait | |
🔗 Ik lette meer op de trekken van de derde persoon, degene die Random nooit eerder had gezien, zoals hij had gezegd. | ||
(haal; teug) | ||
(tic) | tiko | |
(karaktertrek) | trait of character | |
🔗 Later realiseerde ik me pas dat hij jaloers was, een heel nare trek van hem. |
Dutch | English |
---|---|
trek hebben in | ⇆ have a mind for |
trek | ⇆ appetence; ⇆ appetite; ⇆ draught; ⇆ draw; ⇆ drift; ⇆ feature; ⇆ groove; ⇆ haul; ⇆ inclination; ⇆ lineament; ⇆ migration; ⇆ pull; ⇆ stroke; ⇆ trait; ⇆ trek; ⇆ vein; ⇆ vogue; ⇆ touch; ⇆ trick; ⇆ puff; ⇆ dash; ⇆ mind |