Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word tandbeen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(poot) | ||
🔗 Doe hierna hetzelfde met het andere been. | ||
(bot; knok; knook; schonk) | ||
🔗 Binnen enkele ogenblikken had hij een hoop menselijke beenderen blootgelegd. | ||
🔗 Daarnaast zijn fragmenten van houten vaatwerk en werktuigen uit been, hoorn en steen (waaronder vuursteen) gevonden. | ||
🔗 Laat een ander er zijn tanden in zetten. | ||
Dutch | English |
---|---|
tandbeen | ⇆ dentine |
been | ⇆ bone; ⇆ leg |
tand | ⇆ cog; ⇆ jag; ⇆ prong; ⇆ tooth; ⇆ tine; ⇆ spike; ⇆ sprocket; ⇆ tusk |