Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word schipper

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gezagvoerder; kapitein; scheepskapitein);
🔗 Ik heb met de schipper gepraat.
bargemaster
bargemaster
;
bargeman
🔗 De binnenschippers blokkeerden de sluis sinds eind vorige week.
(een compromis sluiten)
compromise

DutchEnglish
schipper bargee; bargeman; boatman; captain; master; skipper
aakschipper bargee; bargeman; bargemaster
binnenschipper bargeman; bargemaster
schipperen compromise; temporize; tergiversate; give and take
schippersbaard Newgate fringe; Newgate frill
schippersbeurs shipping‐exchange
schippersboom quant; barge‐pole
schippershaak boathook
schipperskind bargeman’s child