Information about the word schipperen (Dutch → Esperanto: kompromisi)

Synonyms: transigeren, een compromis sluiten

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) schipper(ik) schipperde
(jij) schippert(jij) schipperde
(hij) schippert(hij) schipperde
(wij) schipperen(wij) schipperden
(jullie) schipperen(jullie) schipperden
(gij) schippert(gij) schipperdet
(zij) schipperen(zij) schipperden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) schippere(dat ik) schipperde
(dat jij) schippere(dat jij) schipperde
(dat hij) schippere(dat hij) schipperde
(dat wij) schipperen(dat wij) schipperden
(dat jullie) schipperen(dat jullie) schipperden
(dat gij) schipperet(dat gij) schipperdet
(dat zij) schipperen(dat zij) schipperden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
schipperschippert
Participles
Present participlePast participle
schipperend, schipperende(hebben) geschipperd

Translations

Englishcompromise
Esperantokompromisi
Germaneinen Kompromiß schließen