Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word rubber

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gummi)
🔗 Voor de oorlog kwam het grootste gedeelte van die rubber van Malakka.
(Braziliaanse rubberboom)
rubber tree
;
Pará rubber tree
(elastiek)
🔗 De politie in de Thaise hoofdstad Bangkok heeft donderdag traangas en rubberen kogels afgevuurd op demonstranten die probeerden de voorbereidingen op de vervroegde verkiezingen in februari te verstoren.
rubber bullet
kaŭĉuka kuglo
🔗 Na de vrijlating willen natuurbeheerders met rubberkogels op de wolf schieten wanneer hij te dicht bij mensen komt.
(Indische rubberboom)
rubber fig
;
rubber plant
kaŭĉuja figujo
(condoom; kapotje);
🔗 De man liet de gebruikte rubbertjes ook vaak achter, waardoor het al snel duidelijk werd dat het om dezelfde dader ging.

DutchEnglish
rubber rubber
rubberachtig rubbery
rubberboot dinghy; rubber dinghy
rubberhak rubber heel
rubberhandschoen rubber glove
rubberig rubbery
rubberkogel rubber bullet
rubberlaars gumboot; rubber boot
rubberplant rubber fig; rubber plant
rubbertje French letter
schuimrubber foam rubber
sponsrubber sponge rubber