Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word rangschikken
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(classificeren) | ||
; ; status ; standing | ||
🔗 Kirdy Wook, die hoger in rang was dan Glawen, had de leiding van de patrouille. | ||
(conveniëren; gelegen komen; passen; uitkomen; voegen) | ||
🔗 In die week schikt het me iedere dag. | ||
(beredderen; redderen; regelen) | ; | |
🔗 Een dienstmeid bracht een zilveren schaal binnen waarop twaalf rijpe vijgen lagen geschikt. |
Dutch | English |
---|---|
rangschikken | ⇆ arrange; ⇆ calendar; ⇆ catalogue; ⇆ class; ⇆ collocate; ⇆ coordinate; ⇆ dispose; ⇆ file; ⇆ grade; ⇆ marshal; ⇆ range; ⇆ sort; ⇆ sort out; ⇆ subsume |
rangschikken onder | ⇆ class with; ⇆ subsume under |
rang | ⇆ class; ⇆ condition; ⇆ degree; ⇆ echelon; ⇆ estate; ⇆ grade; ⇆ position; ⇆ rank; ⇆ rate; ⇆ status; ⇆ tier; ⇆ standing; ⇆ state; ⇆ station; ⇆ row |
schikken | ⇆ accommodate; ⇆ adjust; ⇆ arrange; ⇆ compose; ⇆ compromise; ⇆ conform; ⇆ dispose; ⇆ order; ⇆ regulate; ⇆ set; ⇆ settle; ⇆ suit; ⇆ move up |