Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word puzzel

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(raadsel)
🔗 Dit is een puzzel, waarmee ik zolang de tijd doodt.
(kruiswoordraadsel)
crossword puzzle
🔗 Ik was bezig met de kruiswoordpuzzel.
jigsaw
🔗 Zijn ogen dwaalden van de legpuzzel voor hem naar de stoel aan de andere kant van de haard.

DutchEnglish
puzzel puzzle; puzzle‐picture; staggerer; teaser
kruiswoordpuzzel crossword puzzle
legpuzzel jigsaw; jigsaw puzzle; puzzle; puzzle‐picture
puzzelaar puzzler
puzzelen solve puzzles; puzzle
puzzelrit mystery tour
puzzeltocht mystery tour