Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word opscheppen over
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(bluffen; ophakken; pochen; snoeven; snorken; stoffen; zwetsen; grootspreken; opsnijden) | ; | |
🔗 Misschien had ik een beetje te veel opgeschept in mijn brieven aan haar. | ||
dish up | ||
(scheppen) | shovel ; |
Dutch | English |
---|---|
opscheppen over | ⇆ vaunt |
opscheppen | ⇆ bluster; ⇆ dish; ⇆ ladle; ⇆ shoot a line; ⇆ talk big; ⇆ vaunt; ⇆ spoon; ⇆ ladle out; ⇆ serve out; ⇆ boast; ⇆ brag; ⇆ swank |