Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word ooghaar
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(wimper) | eyelash ; | |
tuft of hair ; villus | ||
(heur) | ||
🔗 Haar gezicht stond ernstig. | ||
🔗 Het was voor de andere kooplieden om zich de haren uit het hoofd te trekken. | ||
🔗 Uw haar is nu heel kort. | ||
(haren) | ||
🔗 Haar haren waren dof en vuil geworden en lagen verward over haar gezicht en schouders. | ||
(hun) | ||
🔗 Ik knipperde met de ogen. | ||
(punt; spikkel; stip) | ; | |
(kiem) |
Dutch | English |
---|---|
ooghaar | ⇆ eyelash; ⇆ lash |
haar | ⇆ hair; ⇆ her; ⇆ its; ⇆ nap; ⇆ their |
oog | ⇆ eye; ⇆ grommet; ⇆ grummet; ⇆ orb; ⇆ pip; ⇆ point; ⇆ spot |