Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word oefening

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(exercitie)
(exercitie);
practice
🔗 Welke oefeningen moet ik doen?
(kerkdienst)
divine service
🔗 Na zijn inspectie leidde Rod de wekelijkse godsdienstoefening op het hangardek.
(drillen; africhten)
(bestraffing; strafoplegging)
punishment
🔗 Zelfs een eenvoudige strafoefening kan ik niet aan u overlaten.

DutchEnglish
oefening drill; exercise; exercitation; practice; rehearsel; training
vrije oefeningen free exercises
brandoefening fire‐drill
geduldoefening trial of patience
godsdienstoefening devotion; divine service; prayers; sacred service
grondoefening floor exercise
herhalingsoefening recapitulatory exercise
leesoefening reading exercise
lichaamsoefening exercise; bodily exercise
oefenen exercise; offer; practise; school; train
schietoefeningen gunnery practice
spreekoefening conversational exercise
springoefening jumping‐exercise
stijloefening composition; stylistic exercise
strafoefening penalty drill
taaloefening grammatical exercise
vertaaloefening translation exercise
vingeroefeningen finger exercises
vloeroefening floor exercise