Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word kaars

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Hij bracht kaarsen en een blad vol borden.
candela
;
candlepower
🔗 In Moskou, dichtbij het Kremlin, zijn bloemen gelegd en kaarsen aangestoken voor de overleden Evgeni Prigožin, baas van huurlingenleger Wagner.
candlenut tree
(candela; kaarssterkte)
candela
;
candlepower
candlelight
🔗 Het zwakke kaarslicht onthulde een reeks vochtige, afbrokkelende treden, die recht naar beneden leidden.
candle wax
🔗 Heb je ergens kaarsvet op de vloer gezien, toen je gisteren de kamer deed?
great mullein
tapso
🔗 Ridder Pom‐pom schoot uit de koningskaarsen te voorschijn en sprong wel drie voet de lucht in.
taper
;
wax candle
🔗 Om het altaar brandden waskaarsen.

DutchEnglish
kaars candle; taper
zo recht als een kaars as straight as an arrow
kaarsboom candlenut tree
kaarsenfabriek candle factory
kaarsenmaker candle‐maker; chandler
kaarsepit candle‐wick
kaarsesnuiter candle‐snuffer; snuffers; pair of snuffers
kaarsje clock
kaarslicht candlelight
kaarsrecht bolt upright; straight as an arrow; upright; as straight as an arrow
kaarssnuiter candle‐snuffer; snuffers; pair of snuffers
kaarsvet candle wax
koningskaars common mullein; great mullein
smeerkaas processed cheese; cheese spread
stearinekaars stearin candle
vetkaars tallow candle; dip
waskaars wax light; wax candle; taper