Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word iets vastbinden aan

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aanbinden; meren; vastleggen; aanmeren)
fasten
; ;
tether
🔗 Simon bond het vast en Nilder boog zich weer over de railing.
(binden; vastmaken; verbinden);
tie up
;
fasten
🔗 En als zijn armen waren vastgebonden, hoe heeft hij het mes dan gebruikt?

DutchEnglish
iets vastbinden aan tag something onto; tag something to
vastbinden cord; fasten; pinion; rope; secure; tag; tether; tie; tie down; bind fast; tie up