English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word cord

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(rope; string; line; chord); ; ;
spinal cord
spina medolo
umbilical cord
(navel‐string)
umbilika ŝnuro
communication‐cord

EnglishDutch
cord band; binden; corduroy; <inhoudsmaat>; koord; lijn; lis; ribfluweel; snoer; streng; touw; vadem; vademen; vastbinden; vastsjorren
curtain cord gordijnkoord
spinal cord ruggemerg
umbilical cord navelstreng
vocal cord stemband
communication‐cord noodrem
cordage takelwerk; touwwerk; tuigwerk
corded geribd
cords Manchesterbroek; corduroy broek; corduroybroek
ripcord trekkoord
sash‐cord raamkoord
uncord losbinden; losmaken
whipcord whipcord; zweepkoord