Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word hang‐

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(geneigdheid; neiging; zucht)
tendency
;
inclination
; ;
bias
🔗 Dat heeft vast de hang naar godsdienst versterkt.
;
🔗 Mijn geweer hing er al.
(ophangen; opknopen)
🔗 Hij hing het aan de genoemde knop en wilde zijn oude hoed erbij hangen.
(ophangen; opknopen);
🔗 Degenen die wensen te worden gehangen, kunnen nu naar gindse galg lopen.

DutchEnglish
hang‐ hanging
een hang naar a leaning to; a leaning towards; a bent to; a bent towards; a tendency to; a tendency towards; nostalgy for
hangen sling; cling; depend; hang; hanging; hover; loll; lounge; sag; sag down; be suspended; swing