Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word geslotenheid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(dicht; toe)
closed
;
🔗 De deur is niet gesloten.
(onmededeelzaam)
🔗 Welnu, als Gandalf is veranderd, dan is hij geslotener dan ooit, dat is alles.
(afgesloten)
locked
🔗 Tot zijn verbazing echter bleek deze stevig gesloten te zijn.

DutchEnglish
geslotenheid closeness; reticence; uncommunicativeness
gesloten buttoned up; cliquey; close; incommunicative; reticent; serried; tight‐lipped; shut; closed; sealed; locked; uncommunicative; close‐mouthed; undemonstrative