Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word geloofszaak

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
;
🔗 In die jaren was er al niet zoveel meer van mijn geloof over.
(godsdienst; religie)
🔗 Twee geloven op een kussen, daar slaapt de duvel tussen.
🔗 Of ik me de zaak Crale herinner?
; ; ;
🔗 Geef ons drie dagen om onze zaken te regelen.
(ding);
(winkel);
🔗 Jullie hebben mijn zaak geplunderd!
;
; ;
(affaire; kwestie; aangelegenheid); ;
🔗 Dat is in hoge mate mijn zaak.

DutchEnglish
geloofszaak matter of faith
geloof belief; trust; credence; credit; creed; faith; persuasion; religion
zaak affair; business; case; cause; concern; job; matter; outfit; part; place; premises; proposition; thing; show; transaction