Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word eigentijds

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gelijktijdig)
contemporary
(vertrouwd);
;
personal
;
🔗 En dat in mijn eigen kelder!
🔗 De tijd heelt alle wonden.
(wijle; poos);
🔗 Talrijke eilanden verdwenen na korte tijd weer in zee.
(wijl);
🔗 Wij nemen u mee op een reis door de tijd.
(tijdsduur);
🔗 De tijd van deze hier was net begonnen.
🔗 In Portugal wordt de Westeuropese tijd aangehouden.
🔗 Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan.
🔗 Daar had hij geen tijd voor.
🔗 Zedenmeesters zijn van alle tijden.

DutchEnglish
eigentijds contemporary
eigen appropriate; own; personal; private; proper; of one’s own; separate; peculiar; characteristic; friendly; familiar; intimate
tijd age; day; days; period; time; space; tense; tide; while; season; stretch