Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word de pas versnellen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(bergpas) | ||
🔗 We betraden de pas. | ||
(schrede; stap; voetstap) | ; | |
🔗 De stoet uit Dahaut hield op honderdvijftig pas afstand stil. | ||
(paspoort) | ||
🔗 U moet uw pas laten zien. | ||
(daarnet; juist; net) | ; | |
🔗 In het huis hing de geur van pas gebraden vlees. | ||
(optrekken; accelereren) | ||
(accelereren) | ; speed up | |
🔗 Hij versnelde zijn pas en tikte de bejaarde stakker op de schouder. | ||
(accelereren; zich versnellen) |
Dutch | English |
---|---|
de pas versnellen | ⇆ quicken one’s pace |
pas | ⇆ defile; ⇆ freshly; ⇆ gait; ⇆ newly; ⇆ only; ⇆ pace; ⇆ pas; ⇆ pass; ⇆ passport; ⇆ step; ⇆ scarce; ⇆ scarcely; ⇆ just; ⇆ recently; ⇆ not until; ⇆ as late as; ⇆ not before; ⇆ of late |
versnellen | ⇆ accelerate; ⇆ speed up; ⇆ step up |