Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word bouwkraan

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(aanleggen; optrekken);
🔗 Wie heeft die oude steden gebouwd?
(timmeren)
🔗 Dat is de plaats waar ik de jonk aan het bouwen ben.
(construeren)
(tap; tapkraan)
tap
🔗 Waarom is water uit de kraan schoner dan water uit de supermarkt?
(kraanvogel)
🔗 Afgelopen voorjaar vlogen driehonderd kranen boven ons kantoor in Haaksbergen.

DutchEnglish
bouwen build; construct; cultivate; culture; erect; fabricate; frame; grow; put up; raise; rear; throw
kraan cock; crane; derrick; faucet; tap; dab

The word bouwkraan could not be translated into the selected target language by us.