Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word bom

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Er ontploften nog meer bommen.
atom bomb
; ;
🔗 De duizenden atoombommen die her en der klaarstaan, bedreigen de wereldvrede, zegt Turner.
🔗 De bomaanslagen werden gepleegd in een gebied waar de extremistische beweging Boko Haram strijdt voor islamitische wetgeving.
bomb alarm
pribomba alarmo
letter bomb
bombentena letero
bomb hit
🔗 Een bominslag zou niet meer kabaal hebben kunnen veroorzaken.
bomb warning
pribomba averto
🔗 Of dit iets te maken heeft met de bommelding is niet duidelijk.
bomb‐proof
incendiary bomb
(waterstofbom)
H‐bomb
(tamboerijn)
tambourine
(H‐bom)
hydrogen bomb
🔗 Een van de twee waterstofbommen, die boven de staat North Carolina van een Amerikaans vliegtuig waren gevallen, was bijna ontploft.

DutchEnglish
bom bomb; bomb‐shell; bung
de bom is gebarsten the fat is in the fire; the storm has broken
zure bom pickled gherkin
atoombom atom bomb; atomic bomb; A‐bomb
autobom car bomb
bomaanslag bomb‐outrage; bombing
bomalarm bomb alarm
bombrief letter‐bomb; bomb letter
bominslag bomb hit
bomkrater bomb‐crater
bommelding bomb alert; bomb scare
bommenlast bomb‐load
bommenluik bomb door; bomb‐bay door
bommentapijt bomb carpet
bommenwerper bomber
bomscherf fragment of a bomb; splinter of a bomb
bomvrij bomb‐proof; shellproof
brandbom fire‐bomb; incendiary; incendiary bomb
brisantbom high‐explosive bomb
dieptebom depth‐charge
H‐bom H‐bomb
kernbom nuke; nuclear bomb
kneedbom plastic bomb
neutronenbom neutron bomb
oefenbom practice‐bomb
raketbom rocket bomb
rinkelbom tambourine
rookbom smoke‐bomb
stinkbom stink bomb
tijdbom delayed‐action bomb; time‐bomb
traangasbom tear gas bomb
verfbom paint bomb
waterstofbom hydrogen bomb