Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word beroepsspeler

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(appél)
(ambacht; handwerk; vak; métier; stiel)
occupation
;
trade
(bedrijf; professie)
profession
;
occupation
;
vocation
🔗 Ik houd er niet van over mensen te praten die ik tijdens mijn laatste beroep ontmoet heb.
🔗 De met rood beboete speler schopte vervolgens de onderuit gehaalde speler tegen het hoofd, waarop de twee teams met elkaar in gevecht raakten.

DutchEnglish
beroepsspeler pro; professional; professional player
beroep appeal; avocation; business; call; calling; career; employment; métier; occupation; profession; trade; vocation
speler gambler; gamester; hand; player; performer; actor; musician