Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word baden

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(zich baden)
bani sin
🔗 Ik stal ze terwijl zij baadde.
(badkuip)
🔗 Nou heb ik zin om in een lekker koel bad te gaan liggen.
🔗 Voor het ontbijt neem ik een bad in de oceaan.
(smeken);
implore
🔗 Geduld, wat ik je bidden mag!
🔗 Nadat hij gebeden had, kleedde hij zich aan.

DutchEnglish
baden bath; bathe; lave; waters
in weelde baden roll in money; be rolling in luxury
zich baden in wallow in
bad bath; bathe; dip; tub
bidden beg; entreat; implore; offer one’s prayers; offer up one’s prayers; pray; say grace; say one’s prayers; say; ask a blessing
pootjebaden paddle
zonnebaden insolation; sun‐bathe; sun‐bathing