Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word afvoer

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
carrying off
;
discharge
carrying off
;
discharge
(transport; vervoer)
transport
go down
ŝipveturi laŭflue sur
drain‐pipe
;
outlet‐pipe
defluiga tubo
(wegvoeren)
🔗 Wordt de waterstand in het stuwmeer hoger dan wenselijk is, dan kan men het water op de een of andere manier afvoeren.

DutchEnglish
afvoer abducent; carrying off; conveyance; discharge; drainage; drain‐pipe; outlet‐pipe; removal; transport; waste pipe
afvaren sail; depart; leave; go down
afvoerbuis downpipe; drain; outlet‐pipe; waste pipe; drain‐pipe; waterspout
afvoeren abduce; carry off; remove; strike off; convey; transport
afvoerpijp waste; waste pipe; drain; eduction pipe
waterafvoer drainage; water‐drainage