Information du mot ophouden (néerlandais → espéranto: malfrui)

Synonymes: achter zijn, over tijd zijn, te laat zijn, vertraging hebben

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɔpɦɑu̯̯də(n)/, /ˈɔpɦɑu̯̯ʋə(n)/
Césureop·houd·en

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(hij) houdt op(hij) hield op
(zij) houden op(zij) hielden op
Subjonctif
PrésentPassé
(dat hij) ophoude(dat hij) ophielde
(dat zij) ophouden(dat zij) ophielden
Participes
Participe présentParticipe passé
ophoudend, ophoudende(zijn) opgehouden

Exemples d’usage

Je manieren zijn uitstekend, maar wel lastig, want onze maaltijd wordt erdoor opgehouden.
Hij kan door een heleboel dingen zijn opgehouden.

Traductions

allemandsich verspäten; Verspätung haben; nachgehen
anglaisbe late; be behind
espagnolatrasarse
espérantomalfrui
françaistarder
frison occidentalneirinne
frison saterlandsik leeterje
hongroiskésik
polonaisspóźniać się
portugaisestar atrasado