Information du mot opmaken (néerlandais → espéranto: konkludi)

Synonymes: afleiden, besluiten, concluderen, een gevolgtrekking maken, tot de slotsom komen

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈɔpmakə(n)/
Césureop·ma·ken

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) maak op(ik) maakte op
(jij) maakt op(jij) maakte op
(hij) maakt op(hij) maakte op
(wij) maken op(wij) maakten op
(jullie) maken op(jullie) maakten op
(gij) maakt op(gij) maaktet op
(zij) maken op(zij) maakten op
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) opmake(dat ik) opmaakte
(dat jij) opmake(dat jij) opmaakte
(dat hij) opmake(dat hij) opmaakte
(dat wij) opmaken(dat wij) opmaakten
(dat jullie) opmaken(dat jullie) opmaakten
(dat gij) opmaket(dat gij) opmaaktet
(dat zij) opmaken(dat zij) opmaakten
Participes
Participe présentParticipe passé
opmakend, opmakende(hebben) opgemaakt

Exemples d’usage

Uit het feit dat de grote ramen nooit verlicht waren, maakte hij op dat het niet gebruikt werd.
Uit het gezicht van juffrouw Moneypenny viel niets op te maken.
Het was donker in de kamer, waaruit ze opmaakten dat er niemand thuis was.
Wat maakt u daaruit op?

Traductions

allemandfolgern; schließen; den Schluß ziehen; schlußfolgen
anglaisgather; infer; conclude
catalanconcloure
danoisslutte
espagnolconcluir; sacar conclusión
espérantokonkludi
féringienkoma til niðurløgu
finnoistehdä johtopäätös
françaisconclure
frison saterlandfoulgerje; sluute
italienconcludere; dedurre
papiamentokonklú
portugaisconcluir; depreender; tirar conclusão de
roumaindetermina