Informatie over het woord verenigen (Nederlands → Esperanto: unuigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vəˈrenəɣə(n)/
Afbrekingver·e·ni·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) verenig(ik) verenigde
(jij) verenigt(jij) verenigde
(hij) verenigt(hij) verenigde
(wij) verenigen(wij) verenigden
(jullie) verenigen(jullie) verenigden
(gij) verenigt(gij) verenigdet
(zij) verenigen(zij) verenigden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) verenige(dat ik) verenigde
(dat jij) verenige(dat jij) verenigde
(dat hij) verenige(dat hij) verenigde
(dat wij) verenigen(dat wij) verenigden
(dat jullie) verenigen(dat jullie) verenigden
(dat gij) vereniget(dat gij) verenigdet
(dat zij) verenigen(dat zij) verenigden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verenigverenigt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
verenigend, verenigende(hebben) verenigd

Vertalingen

Deensforene
Duitseinigen; vereinigen
Engelsjoin; unite; unify
Esperantounuigi
Faeröersleggja saman
Fransaccoupler; unir
Jiddischפֿאַראײניקן
Latijnadunare
Papiamentsuni
Portugeesunificar; unir
Saterfrieseenigje; fereenigje
Spaansreunir; unir
Tsjechischsjednotit; sloučit; spojit; spojovat
Westerlauwers Friesferienigje; ferienje
Zweedsena