Informatie over het woord gieren (Nederlands → Esperanto: sterki)

Synoniemen: bemesten, mesten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣiːrə(n)/
Afbrekinggie·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) gier(ik) gierde
(jij) giert(jij) gierde
(hij) giert(hij) gierde
(wij) gieren(wij) gierden
(jullie) gieren(jullie) gierden
(gij) giert(gij) gierdet
(zij) gieren(zij) gierden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) giere(dat ik) gierde
(dat jij) giere(dat jij) gierde
(dat hij) giere(dat hij) gierde
(dat wij) gieren(dat wij) gierden
(dat jullie) gieren(dat jullie) gierden
(dat gij) gieret(dat gij) gierdet
(dat zij) gieren(dat zij) gierden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
giergiert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
gierend, gierende(hebben) gegierd

Vertalingen

Duitsdüngen
Engelsfertilize; manure
Esperantosterki
Fransamender; fumer
Italiaansconcimare
Portugeesestercar
Saterfriesmjuksje; uurmjuksje
Spaansabonar
Tsjechischhnojit; pohnojit
Westerlauwers Friesbedongje; dongje; meste