Synoniemen: beleven, doormaken, meemaken, ondervinden
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ɛrˈvaːrə(n)/ |
---|
Afbreking | er·va·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) ervaar | (ik) ervoer |
(jij) ervaart | (jij) ervoer |
(hij) ervaart | (hij) ervoer |
(wij) ervaren | (wij) ervoeren |
(jullie) ervaren | (jullie) ervoeren |
(gij) ervaart | (gij) ervoert |
(zij) ervaren | (zij) ervoeren |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) ervare | (dat ik) ervoere |
(dat jij) ervare | (dat jij) ervoere |
(dat hij) ervare | (dat hij) ervoere |
(dat wij) ervaren | (dat wij) ervoeren |
(dat jullie) ervaren | (dat jullie) ervoeren |
(dat gij) ervaret | (dat gij) ervoeret |
(dat zij) ervaren | (dat zij) ervoeren |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
ervaar | ervaart |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
ervarend, ervarende | (hebben) ervaren |