Synoniemen: dringen, knellen, persen, pressen, onder druk zetten, druk uitoefenen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈdrɵkə(n)/ |
---|
Afbreking | druk·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) druk | (ik) drukte |
(jij) drukt | (jij) drukte |
(hij) drukt | (hij) drukte |
(wij) drukken | (wij) drukten |
(jullie) drukken | (jullie) drukten |
(gij) drukt | (gij) druktet |
(zij) drukken | (zij) drukten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) drukke | (dat ik) drukte |
(dat jij) drukke | (dat jij) drukte |
(dat hij) drukke | (dat hij) drukte |
(dat wij) drukken | (dat wij) drukten |
(dat jullie) drukken | (dat jullie) drukten |
(dat gij) drukket | (dat gij) druktet |
(dat zij) drukken | (dat zij) drukten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
druk | drukt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
drukkend, drukkende | (hebben) gedrukt |
De vrouw drukte haar handen tegen haar oren.
„Ik druk deze hand graag,” zei de ridder, „en acht het een eer.”