Synoniem: exporteren
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈœy̯̯tfuːrə(n)/ |
Afbreking | uit·voe·ren |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) voer uit | (ik) voerde uit |
(jij) voert uit | (jij) voerde uit |
(hij) voert uit | (hij) voerde uit |
(wij) voeren uit | (wij) voerden uit |
(jullie) voeren uit | (jullie) voerden uit |
(gij) voert uit | (gij) voerdet uit |
(zij) voeren uit | (zij) voerden uit |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) uitvoere | (dat ik) uitvoerde |
(dat jij) uitvoere | (dat jij) uitvoerde |
(dat hij) uitvoere | (dat hij) uitvoerde |
(dat wij) uitvoeren | (dat wij) uitvoerden |
(dat jullie) uitvoeren | (dat jullie) uitvoerden |
(dat gij) uitvoeret | (dat gij) uitvoerdet |
(dat zij) uitvoeren | (dat zij) uitvoerden |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
voer uit | voert uit |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
uitvoerend, uitvoerende | (hebben) uitgevoerd |
Afrikaans | uitvoer |
---|---|
Catalaans | exportar |
Duits | ausführen; exportieren |
Engels | export |
Esperanto | eksporti |
Fins | viedä maasta |
Italiaans | esportare |
Nederduits | uutvoren |
Papiaments | eksportá |
Portugees | exportar |
Saterfries | exportierje; uutfiere |
Spaans | exportar |
Tsjechisch | exportovat; vyvážet |