Informatie over het woord spelen (Nederlands → Esperanto: ludi)

Synoniem: vertolken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/spelə(n)/
Afbrekingspe·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) speel(ik) speelde
(jij) speelt(jij) speelde
(hij) speelt(hij) speelde
(wij) spelen(wij) spelen
(jullie) spelen(jullie) spelen
(gij) speelt(gij) speeldet
(zij) spelen(zij) spelen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) spele(dat ik) speelde
(dat jij) spele(dat jij) speelde
(dat hij) spele(dat hij) speelde
(dat wij) spelen(dat wij) speelden
(dat jullie) spelen(dat jullie) speelden
(dat gij) spelet(dat gij) speeldet
(dat zij) spelen(dat zij) speelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
speelspeelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
spelend, spelende(hebben) gespeeld

Voorbeelden van gebruik

Twee jaar geleden had Jy’s troep in Arkev gespeeld ten tijde van het festival en toen de eerste prijs gewonnen, toegekend, zoals gewoonlijk, door het publiek.
„En ik”, zei Gurth, „heb voor een Saksische varkenshoeder de rol van Normandisch schildknaap niet slecht gespeeld.”

Vertalingen

Afrikaansvertolk; speel
Engelsplay
Esperantoludi
Jamaicaans Creoolsplie
Westerlauwers Friesspylje