Ynformaasje oer it wurd zijn (Nederlânsk → Esperanto: esti)

Synonym: wezen

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/zɛi̯n/
Ofbrekingzijn

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) ben(ik) was
(jij) bent(jij) was
(hij) is(hij) was
(wij) zijn(wij) waren
(jullie) zijn(jullie) waren
(gij) zijt(gij) waart
(zij) zijn(zij) waren
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) zij(dat ik) ware
(dat jij) zij(dat jij) ware
(dat hij) zij(dat hij) ware
(dat wij) zijn(dat wij) waren
(dat jullie) zijn(dat jullie) waren
(dat gij) zijt(dat gij) waret
(dat zij) zijn(dat zij) waren
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
weesweest
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
zijnd, zijnde(zijn) geweest

Foarbylden fan gebrûk

U is te jong voor een positie aan het hof!
Hij was verantwoordelijk voor de dijk.
Waren alle mensen maar zo redelijk.
Het was Harry, de zoon van Simon Ford.
Ik ben bang dat ik u moet beschouwen als zijnde de representant van de cliënt wiens naam u in het register heeft laten optekenen.
Wie zijt ge?
Weest op uw hoede.
Ben je nu niet blij?
Ik ben niet doof.
We zijn niet vlug genoeg geweest!
Wees in de toekomst voorzichtiger en waag niet te veel.
Ze waren niet gescheiden.

Oarsettingen

Afrikaanskwees
Albaneeskjam
Deenskvære
Dútsksein; werden
Esperantoesti
Fereuerskvera
Finskolla
Frânskêtre
Fryskwêze
Grykskείναι
Hongaarsklenni
Ingelskbe
Ingelsk (Aldingesk)beon; wesan
Yslânskvera
Jamaikaansk Kreoolska
Jiddyskזײַן
Kabyliskili
Katalaanskésser; estar; haver‐hi; ser
Latynesse
Lúksemboarchsksinn
Nederdútskweasen
Noarskvære
Papiamintskta
Poalskbyć
Portegeeskachar‐se; estar; existir; ser
Roemeenskfi
Russyskбыть
Sealterfryskwäide; weze
Skotskbe
Spaanskser; estar
Surinaamska; na; de
Swahili‐wa
Sweedskvara
Taiskคือ; ใช่; เป็น
Tsjechyskbýt; býti
Turkskolmak
Welskbod