Ynformaasje oer it wurd staken (Nederlânsk → Esperanto: ĉesigi)

Synonimen: afbreken, opbreken, opheffen, ophouden met, stelpen, stoppen, stopzetten, kappen met, opgeven

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈstakə(n)/
Ofbrekingsta·ken

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) staak(ik) staakte
(jij) staakt(jij) staakte
(hij) staakt(hij) staakte
(wij) staken(wij) staakten
(jullie) staken(jullie) staakten
(gij) staakt(gij) staaktet
(zij) staken(zij) staakten
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) stake(dat ik) staakte
(dat jij) stake(dat jij) staakte
(dat hij) stake(dat hij) staakte
(dat wij) staken(dat wij) staakten
(dat jullie) staken(dat jullie) staakten
(dat gij) staket(dat gij) staaktet
(dat zij) staken(dat zij) staakten
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
staakstaakt
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
stakend, stakende(hebben) gestaakt

Foarbylden fan gebrûk

Ge kunt uw pogingen beter staken.
Het mannetje staakte zijn gehuppel en trad nader.
De anderen staakten hun gelach.
De vijand staakte nu het gevecht en vluchtte in wanorde alle kanten uit, terwijl de schutters hem achtervolgden.
Twee jaar geleden is er een kleine afvaardiging van edellieden naar de koning gegaan om hem te vragen deze buitensporige uitgaven te staken en de lasten van het volk te verlichten.
Het reddingswerk werd donderdag gestaakt omdat zich ondergronds opnieuw grote hoeveelheden methaangas hebben opgehoopt.

Oarsettingen

Afrikaanskstaak
Deenskafbryde
Dútskein Ende machen; beenden; Einhalt gebieten; einstellen; aufhören mit; stoppen; aussetzen
Esperantoĉesigi
Frânskarrêter; faire cesser; interrompre; terminer
Fryskôfbrekke
Hongaarskmegszüntet
Ingelskstop; discontinue; cease
Italjaanskfermare; interrompere
Katalaanskacabar; extingir; interrompre; plegar
Nederdútskstoppen
Portegeeskfazer cessar; interromper
Taiskงด