Ynformaasje oer it wurd uitlaten (Nederlânsk → Esperanto: preterlasi)

Synonimen: overslaan, verzaken, weglaten, aan zich voorbij laten gaan

Wurdsoartetiidwurd

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) laat uit(ik) liet uit
(jij) laat uit(jij) liet uit
(hij) laat uit(hij) liet uit
(wij) laten uit(wij) lieten uit
(jullie) laten uit(jullie) lieten uit
(gij) laat uit(gij) liet uit
(zij) laten uit(zij) lieten uit
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) uitlate(dat ik) uitliete
(dat jij) uitlate(dat jij) uitliete
(dat hij) uitlate(dat hij) uitliete
(dat wij) uitlaten(dat wij) uitlieten
(dat jullie) uitlaten(dat jullie) uitlieten
(dat gij) uitlatet(dat gij) uitlietet
(dat zij) uitlaten(dat zij) uitlieten
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
laat uitlaat uit
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
uitlatend, uitlatende(hebben) uitgelaten

Oarsettingen

Deenskudelade
Dútskverpassen
Esperantopreterlasi
Frânskomettre
Fryskweilitte
Ingelskleave out; omit; miss
Katalaanskdeixar passar; desatendre; passar de llarg
Portegeeskdeixar passar; escapar; omitir; preterir
Sealterfryskferfailje; ferpaasje
Spaanskdesaprovechar