Ynformaasje oer it wurd uitroepen (Nederlânsk → Esperanto: proklami)

Synonimen: afkondigen, proclameren, uitvaardigen, verkondigen

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈœy̯trupə(n)/
Ofbrekinguit·roe·pen

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) roep uit(ik) riep uit
(jij) roept uit(jij) riep uit
(hij) roept uit(hij) riep uit
(wij) roepen uit(wij) riepen uit
(jullie) roepen uit(jullie) riepen uit
(gij) roept uit(gij) riept uit
(zij) roepen uit(zij) riepen uit
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) uitroepe(dat ik) uitriepe
(dat jij) uitroepe(dat jij) uitriepe
(dat hij) uitroepe(dat hij) uitriepe
(dat wij) uitroepen(dat wij) uitriepen
(dat jullie) uitroepen(dat jullie) uitriepen
(dat gij) uitroepet(dat gij) uitriepet
(dat zij) uitroepen(dat zij) uitriepen
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
roep uitroept uit
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
uitroepend, uitroepende(hebben) uitgeroepen

Foarbylden fan gebrûk

De provincie Hòa Bình, die het zwaarst is getroffen, heeft de noodtoestand uitgeroepen.

Oarsettingen

Afrikaanskuitroep; verkondig
Dútskausrufen; proklamieren
Esperantoproklami
Frânskproclamer
Fryskôfkundigje; ôflêze
Ingelskissue; proclaim; manifest
Italjaanskproclamare; pubblicare
Papiamintskproklamá
Portegeeskproclamar
Sealterfryskproklamierje; uutroupe
Spaanskproclamar
Tsjechyskprohlásit; proklamovat; provolat; vyhlásit