Information about the word glanzen (Dutch → Esperanto: brili)

Synonyms: blinken, prijken, schijnen, stralen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɣlɑnzə(n)/
Hyphenationglan·zen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) glans(ik) glansde
(jij) glanst(jij) glansde
(hij) glanst(hij) glansde
(wij) glanzen(wij) glansden
(jullie) glanzen(jullie) glansden
(gij) glanst(gij) glansdet
(zij) glanzen(zij) glansden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) glanze(dat ik) glansde
(dat jij) glanze(dat jij) glansde
(dat hij) glanze(dat hij) glansde
(dat wij) glanzen(dat wij) glansden
(dat jullie) glanzen(dat jullie) glansden
(dat gij) glanzet(dat gij) glansdet
(dat zij) glanzen(dat zij) glansden
Participles
Present participlePast participle
glanzend, glanzende(hebben) geglansd

Usage samples

Haar huid glansde zacht van de olie.
Omdat ik enkele malen een helm tussen de bladeren zag glanzen.
De witte muren glansden in het heldere maanlicht.

Translations

Catalanbrillar; resplendir
Danishskinne
Englishshine
English (Old English)glitian; glitinian; scinan
Esperantobrili
Faeroeseglitra; skína
Finnishloistaa
Frenchbriller
Germanblinken; glänzen; scheinen; schimmern; strahlen; leuchten
Hungariancsillog; villog
Italianbrillare; risplendere
Low Germanskynen
Papiamentobria; brilia
Polishbłyszczeć
Portuguesebrilhar; fulgir; luzir
Russianблестеть; блистать
Saterland Frisianblinkje; blinsterje; glansje; glinsterje; stroalje
Scottish Gaelicdeàrrs
Spanishbrillar; lucir
Thaiฉาย; เลื่อม
West Frisianskine; blinke