Information about the word dwalen (Dutch → Esperanto: vagi)

Synonyms: dolen, ronddolen, ronddwalen, rondzwerven, waren, zwerven, rondwaren

Part of speechverb
Pronunciation/ˈdʋalə(n)/
Hyphenationdwa·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) dwaal(ik) dwaalde
(jij) dwaalt(jij) dwaalde
(hij) dwaalt(hij) dwaalde
(wij) dwalen(wij) dwaalden
(jullie) dwalen(jullie) dwaalden
(gij) dwaalt(gij) dwaaldet
(zij) dwalen(zij) dwaalden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) dwale(dat ik) dwaalde
(dat jij) dwale(dat jij) dwaalde
(dat hij) dwale(dat hij) dwaalde
(dat wij) dwalen(dat wij) dwaalden
(dat jullie) dwalen(dat jullie) dwaalden
(dat gij) dwalet(dat gij) dwaaldet
(dat zij) dwalen(dat zij) dwaalden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
dwaaldwaalt
Participles
Present participlePast participle
dwalend, dwalende(hebben) gedwaald

Usage samples

Maar de gehele nacht droomde hij van zijn eigen huis en dwaalde in zijn slaap door al zijn kamers op zoek naar iets waarvan hij zich niet kon herinneren hoe het eruit zag.

Translations

Catalanvagar
Danishstrejfe om
Englishroam; wander; stray; rove
Esperantovagi
Faeroesefjakka
Finnishvaeltaa
Frencherrer; rôder; vaguer
Germanbummeln; herumschweifen; irren; streifen; umherstreifen; vagieren; umherziehen; umherwandern; umherirren; sich umhertreiben; strolchen
Latinvagari
Polishwłóczyć się
Portugueseerrar; perambular; vadiar; vagabundear; vagar
Russianблуждать; бродить
Saterland Frisianbummelje; daidelje; dweele; gängelje; klüngelje
Spanisherrar; vagabundear; vagar
Swedishirra
West Frisiandoale; doarmje; dwale; swalkje; swerve