Synonyms: avanceren, oprukken, promotie maken
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) ga over | (ik) ging over |
(jij) gaat over | (jij) ging over |
(hij) gaat over | (hij) ging over |
(wij) gaan over | (wij) gingen over |
(jullie) gaan over | (jullie) gingen over |
(gij) gaat over | (gij) gingt over |
(zij) gaan over | (zij) gingen over |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) overga | (dat ik) overginge |
(dat jij) overga | (dat jij) overginge |
(dat hij) overga | (dat hij) overginge |
(dat wij) overgaan | (dat wij) overgingen |
(dat jullie) overgaan | (dat jullie) overgingen |
(dat gij) overgaat | (dat gij) overginget |
(dat zij) overgaan | (dat zij) overgingen |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
ga over | gaat over |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
overgaand, overgaande | (zijn) overgegaan |