Information about the word uitraken (Dutch → Esperanto: rompiĝi)

Synonyms: afbreken, breken, knappen, stukgaan

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) uitraak(ik) uitraakte
(jij) uitraakt(jij) uitraakte
(hij) uitraakt(hij) uitraakte
(wij) uitraken(wij) uitraakten
(jullie) uitraken(jullie) uitraakten
(gij) uitraakt(gij) uitraaktet
(zij) uitraken(zij) uitraakten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitrake(dat ik) uitraakte
(dat jij) uitrake(dat jij) uitraakte
(dat hij) uitrake(dat hij) uitraakte
(dat wij) uitraken(dat wij) uitraakten
(dat jullie) uitraken(dat jullie) uitraakten
(dat gij) uitraket(dat gij) uitraaktet
(dat zij) uitraken(dat zij) uitraakten
Participles
Present participlePast participle
uitrakend, uitrakende(zijn) uitgeraakt

Translations

Afrikaansopbreek; breek
Danishbrække
Englishbreak; crack
Esperantorompiĝi
Germanbrechen
Italianrompersi
Luxemburgishbriechen
Malaypecah
Papiamentokibra
Portuguesepartir‐se
Saterland Frisianbreeke
Swedishbryta
Thaiแตก
West Frisianbrekke