Information about the word terugdoen (Dutch → Esperanto: rekompenci)

Synonyms: belonen, lonen, vergelden, wedervergelden

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) doe terug(ik) deed terug
(jij) doet terug(jij) deed terug
(hij) doet terug(hij) deed terug
(wij) doen terug(wij) deden terug
(jullie) doen terug(jullie) deden terug
(gij) doet terug(gij) deedt terug
(zij) doen terug(zij) deden terug
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) terugdoe(dat ik) terugdede
(dat jij) terugdoe(dat jij) terugdede
(dat hij) terugdoe(dat hij) terugdede
(dat wij) terugdoen(dat wij) terugdeden
(dat jullie) terugdoen(dat jullie) terugdeden
(dat gij) terugdoet(dat gij) terugdedet
(dat zij) terugdoen(dat zij) terugdeden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
doe terugdoet terug
Participles
Present participlePast participle
terugdoend, terugdoende(hebben) teruggedaan

Translations

Catalanrecompensar
Czechodplatit
Danishbelønne
Englishreward
Esperantorekompenci
Faeroesejavna aftur; samsýna
Frenchrécompenser
Germanlohnen; belohnen; vergelten
Icelandicumbuna
Italianricompensare
Papiamentorekompensá
Portuguesepremiar; recompensar; remunerar
Russianвознаграждать
Saterland Frisianbeloonje; loonje
Spanishrecompensar
Swedishbelöna
West Frisianbeleanje; leanje