Information about the word vereenvoudigen (Dutch → Esperanto: redukti)

Synonyms: herleiden, inkrimpen, reduceren, terugbrengen

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) vereenvoudig(ik) vereenvoudigde
(jij) vereenvoudigt(jij) vereenvoudigde
(hij) vereenvoudigt(hij) vereenvoudigde
(wij) vereenvoudigen(wij) vereenvoudigden
(jullie) vereenvoudigen(jullie) vereenvoudigden
(gij) vereenvoudigt(gij) vereenvoudigdet
(zij) vereenvoudigen(zij) vereenvoudigden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) vereenvoudige(dat ik) vereenvoudigde
(dat jij) vereenvoudige(dat jij) vereenvoudigde
(dat hij) vereenvoudige(dat hij) vereenvoudigde
(dat wij) vereenvoudigen(dat wij) vereenvoudigden
(dat jullie) vereenvoudigen(dat jullie) vereenvoudigden
(dat gij) vereenvoudiget(dat gij) vereenvoudigdet
(dat zij) vereenvoudigen(dat zij) vereenvoudigden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
vereenvoudigvereenvoudigt
Participles
Present participlePast participle
vereenvoudigend, vereenvoudigende(hebben) vereenvoudigd

Translations

Catalanreduir
Czechomezit; redukovat; snížit; zmenšit
Englishreduce
Esperantoredukti
Faeroesegera einfaldan; minka
Finnishsupistaa
Frenchabaisser; réduire
Germanreduzieren
Portuguesediminuir; reduzir; tornar menor
Saterland Frisianreduzierje
Spanishreducir