Information about the word verlengen (Dutch → Esperanto: pludaŭrigi)

Synonym: prolongeren

Part of speechverb
Pronunciation/vərˈlɛŋə(n)/
Hyphenationver·len·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) verleng(ik) verlengde
(jij) verlengt(jij) verlengde
(hij) verlengt(hij) verlengde
(wij) verlengen(wij) verlengden
(jullie) verlengen(jullie) verlengden
(gij) verlengt(gij) verlengdet
(zij) verlengen(zij) verlengden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) verlenge(dat ik) verlengde
(dat jij) verlenge(dat jij) verlengde
(dat hij) verlenge(dat hij) verlengde
(dat wij) verlengen(dat wij) verlengden
(dat jullie) verlengen(dat jullie) verlengden
(dat gij) verlenget(dat gij) verlengdet
(dat zij) verlengen(dat zij) verlengden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
verlengverlengt
Participles
Present participlePast participle
verlengend, verlengende(hebben) verlengd

Translations

Englishextend
Esperantopludaŭrigi
Thaiต่อ