Synonyms: ineensluiten, ineenvoegen
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) voeg | (ik) voegde |
(jij) voegt | (jij) voegde |
(hij) voegt | (hij) voegde |
(wij) voegen | (wij) voegden |
(jullie) voegen | (jullie) voegden |
(gij) voegt | (gij) voegdet |
(zij) voegen | (zij) voegden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) voege | (dat ik) voegde |
(dat jij) voege | (dat jij) voegde |
(dat hij) voege | (dat hij) voegde |
(dat wij) voegen | (dat wij) voegden |
(dat jullie) voegen | (dat jullie) voegden |
(dat gij) voeget | (dat gij) voegdet |
(dat zij) voegen | (dat zij) voegden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
voeg | voegt |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
voegend, voegende | (hebben) gevoegd |