Information about the word voorlopen (Dutch → Esperanto: frui)

Synonym: voorgaan

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) loop voor(ik) liep voor
(jij) loopt voor(jij) liep voor
(hij) loopt voor(hij) liep voor
(wij) lopen voor(wij) liepen voor
(jullie) lopen voor(jullie) liepen voor
(gij) loopt voor(gij) liept voor
(zij) lopen voor(zij) liepen voor
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) voorlope(dat ik) voorliepe
(dat jij) voorlope(dat jij) voorliepe
(dat hij) voorlope(dat hij) voorliepe
(dat wij) voorlopen(dat wij) voorliepen
(dat jullie) voorlopen(dat jullie) voorliepen
(dat gij) voorlopet(dat gij) voorliepet
(dat zij) voorlopen(dat zij) voorliepen
Participles
Present participlePast participle
voorlopend, voorlopende(hebben) voorgelopen

Translations

Afrikaansvoor wees
Englishbe fast
Esperantofrui
Frenchavancer
Germanfrüh sein; vorgehen
Spanishadelantar