Information about the word uitpikken (Dutch → Esperanto: elpiki)

Synonym: uitsteken

Part of speechverb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) pik uit(ik) pikte uit
(jij) pikt uit(jij) pikte uit
(hij) pikt uit(hij) pikte uit
(wij) pikken uit(wij) pikten uit
(jullie) pikken uit(jullie) pikten uit
(gij) pikt uit(gij) piktet uit
(zij) pikken uit(zij) pikten uit
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) uitpikke(dat ik) uitpikte
(dat jij) uitpikke(dat jij) uitpikte
(dat hij) uitpikke(dat hij) uitpikte
(dat wij) uitpikken(dat wij) uitpikten
(dat jullie) uitpikken(dat jullie) uitpikten
(dat gij) uitpikket(dat gij) uitpiktet
(dat zij) uitpikken(dat zij) uitpikten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
pik uitpikt uit
Participles
Present participlePast participle
uitpikkend, uitpikkende(hebben) uitgepikt

Translations

Esperantoelpiki