Information about the word belichten (Dutch → Esperanto: eksponi)

Part of speechverb
Pronunciation/bəˈlɪxtə(n)/
Hyphenationbe·lich·ten

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) belicht(ik) belichtte
(jij) belicht(jij) belichtte
(hij) belicht(hij) belichtte
(wij) belichten(wij) belichtten
(jullie) belichten(jullie) belichtten
(gij) belicht(gij) belichttet
(zij) belichten(zij) belichtten
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) belichte(dat ik) belichtte
(dat jij) belichte(dat jij) belichtte
(dat hij) belichte(dat hij) belichtte
(dat wij) belichten(dat wij) belichtten
(dat jullie) belichten(dat jullie) belichtten
(dat gij) belichtet(dat gij) belichttet
(dat zij) belichten(dat zij) belichtten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
belichtbelicht
Participles
Present participlePast participle
belichtend, belichtende(hebben) belicht

Translations

Englishexpose
Esperantoeksponi; espozi
Germanausstellen; auslegen; aussetzen; belichten; exponieren
Portugueseapresentar; expor
Romaniandemasca; etala; expune
Russianвыставлять
Spanishexponer; impresionar; presentar
Swedishexponera