Information about the word opbeuren (Dutch → Esperanto: kuraĝigi)

Synonyms: aanmoedigen, bemoedigen, stijven

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɔbørə(n)/
Hyphenationop·beu·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) beur op(ik) beurde op
(jij) beurt op(jij) beurde op
(hij) beurt op(hij) beurde op
(wij) beuren op(wij) beurden op
(jullie) beuren op(jullie) beurden op
(gij) beurt op(gij) beurdet op
(zij) beuren op(zij) beurden op
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) opbeure(dat ik) opbeurde
(dat jij) opbeure(dat jij) opbeurde
(dat hij) opbeure(dat hij) opbeurde
(dat wij) opbeuren(dat wij) opbeurden
(dat jullie) opbeuren(dat jullie) opbeurden
(dat gij) opbeuret(dat gij) opbeurdet
(dat zij) opbeuren(dat zij) opbeurden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
beur opbeurt op
Participles
Present participlePast participle
opbeurend, opbeurende(hebben) opgebeurd

Usage samples

De eerstvolgende dagen sprak Usher geen woord meer over haar en ik waagde het ook niet haar naam te noemen maar deed wat ik kon om mijn vriend op te beuren.

Translations

Afrikaansaanmoedig
Czechpovzbudit; povzbuzovat
Danishopmuntre
Englishencourage; hearten; embolden
Esperantokuraĝigi
Frenchréconforter
Germanermannen; ermutigen; aufmuntern; Mut machen
Papiamentoapoyá
Portuguesealentar; animar; encorajar
Russianбодрить
Saterland FrisianMoud ounbaale; ounreegje
Spanishalentar; animar
West Frisianoanmoedigje; oantreastgje