Information about the word zich bevinden (Dutch → Esperanto: troviĝi)

Synonyms: verkeren, vóórkomen

Part of speechreflexive verb

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) bevind mij(ik) bevond mij
(jij) bevindt je(jij) bevond je
(hij) bevindt zich(hij) bevond zich
(wij) bevinden ons(wij) bevonden ons
(jullie) bevinden ons(jullie) bevonden ons
(gij) bevindt u(gij) bevondt u
(zij) bevinden zich(zij) bevonden zich
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) mij bevinde(dat ik) mij bevonde
(dat jij) je bevinde(dat jij) je bevonde
(dat hij) zich bevinde(dat hij) zich bevonde
(dat wij) ons bevinden(dat wij) ons bevonden
(dat jullie) ons bevinden(dat jullie) ons bevonden
(dat gij) u bevindet(dat gij) u bevondet
(dat zij) zich bevinden(dat zij) zich bevonden
Participles
Present participlePast participle
zich bevindend, zich bevindende(hebben) zich bevonden

Usage samples

Een zich hier en daar bevindende poel stinkend water behoedde hem voor verdorsting.
Nu wilde het geval dat dit vertrek zich dicht bij de slaapkamer van heer Bommel bevond.
Het komt me voor dat we ons op militair terrein bevinden.
In het kistje bevonden zich onder andere fragmenten van een oud handschrift.
De hoofdingenieur bevond zich in een moeilijke positie.