Information about the word beuren (Dutch → Esperanto: gajni)

Synonyms: behalen, winnen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈbørə(n)/
Hyphenationbeu·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) beur(ik) beurde
(jij) beurt(jij) beurde
(hij) beurt(hij) beurde
(wij) beuren(wij) beurden
(jullie) beuren(jullie) beurden
(gij) beurt(gij) beurdet
(zij) beuren(zij) beurden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) beure(dat ik) beurde
(dat jij) beure(dat jij) beurde
(dat hij) beure(dat hij) beurde
(dat wij) beuren(dat wij) beurden
(dat jullie) beuren(dat jullie) beurden
(dat gij) beuret(dat gij) beurdet
(dat zij) beuren(dat zij) beurden
Participles
Present participlePast participle
beurend, beurende(hebben) gebeurd

Usage samples

De afspraak was dat hij voor elk lam dat geboren werd, vijftien penningen zou beuren, maar voor elk schaap dat zoek raakte, vijftien penningen zouden worden afgetrokken.

Translations

Afrikaanswen
Albanianfitoj
Catalanguanyar
Czechnabýt; vyhrát; získat; zvítězit
Danishtjene; fortjene; vinde
Englishgain; win; profit
English (Old English)earnian; gewinnan
Esperantogajni
Faeroesevinna
Finnishvoittaa
Frenchgagner; remporter
Germanerringen; gewinnen; erwerben; einnehmen
Italianguadagnare
Latinmerere
Low Germanwinnen
Luxemburgishgewannen
Norwegianvinne; oppnå
Papiamentogana
Polishzarabiać
Portugueseauferir; ganhar; lucrar
Romaniancâștiga
Russianвыигрывать
Saterland Frisianfertjoonje; gewinne; winne
Scottish Gaeliccoisinn
Spanishganar
Srananwini
Swedishförtjäna
Thaiชนะ
West Frisianfertsjinje